2017 is het jaar dat Rewriters de wijken intrekt, met als eerste stop Crooswijk. Daar worden diverse werken gerealiseerd. Voor de locatie aan de Pijperstraat, kan door de bewoners gestemd worden op maar liefst drie verschillende ontwerpen. Kunstenaars Mr. June, Telmo Miel en Ozon hebben hiervoor elk een schets gemaakt. In aanloop naar de stemperiode en het onthullen van deze ontwerpen, stellen we de kunstenaars aan jullie voor.
De naam Telmo Miel klinkt alsof het een enkel persoon betreft, maar street artists Telmo Pieper en Miel Krutzmann zijn al sinds hun studie aan de Willem de Kooning Academy een onafscheidelijk duo. Of ze nou aan het werk zijn in hun eigen Rotterdam of op het internationaal gerenommeerde Pow Wow street art-festival op Hawaii, je vindt ze er met zijn tweeën, schilderend vanuit één gedachte. Telmo: “We vinden het gewoon heel leuk, we hebben nooit die drang gehad van ‘dit is van mij.’”
Boven de Sober Concept Store in Rotterdam houdt Telmo even een break. Om de hoek is zijn partner in paint bezig met een muurschildering, samen met de Spaanse artiest Sebas Velasco, die voor een paar dagen over is gekomen. “De liften zijn een beetje te krap om met zijn drieën op te staan, dus ik ga effe mails doen”, legt Telmo uit. Een interview kan dan ook gewoon tussendoor. Ze wisselen gemakkelijk van rol, afhankelijk van hoe het op dat moment beste uitkomt, en het duo Telmo Miel draait ondertussen altijd door. “Het is niet zo dat hij beter is in gezichten en ik in handen ofzo. Alles dat we maken, kunnen we allebei even goed”, vertelt Telmo. Het is volgens hem dan ook volstrekt onherkenbaar wie van hen welk deel precies schildert. “Dat weten alleen wij, maar dat komt ook omdat je al zo lang samenwerkt dat je van elkaar dingen leert en oppakt.” Even denkt hij na. “En blind elkaar kan vertrouwen.”
Ze leerden elkaar kennen tijdens hun opleiding waar ze intensief samenwerkten aan allerlei projecten. Miel deed graffiti, en Telmo haakte bij hem aan. “Miel deed letters en poppen, en toen ik begon met taggen ben ik legale muren gaan painten, gewoon om het te leren.” Hoewel graffiti-artiesten allemaal in crews werkten, was het niet gebruikelijk samen aan één compositie te werken. “Je had festivals of graffiti-jams, daar kreeg iedereen drie meter of vijf meter en dan gingen alle artiesten naast elkaar schilderen. Het enige dat je afsprak was ‘OK, laten we allemaal in groen gaan werken’. Dan kreeg je wel een soort saamhorigheid, maar iedereen kreeg zijn eigen stukje.”
“Soms zie je van die schilders die echt puur hyperrealisme werken (…) dan is het heel tof om te weten dat het geschilderd is maar het ziet er zo uit als een foto, waarom zou ik dan niet gewoon die foto aan de muur hebben?”
Telmo en Miel wilden echter groter werken, simpelweg omdat al die losse stukken op één muur hen minder aanspraken. “Toen zijn we begonnen met schetsen maken. Als we een schets hadden waarbij we allebei dachten ‘dit wil ik maken’, dan pakten we die foto, scheurden we het doormidden en dan ging ik links maken en hij rechts. En dan maakten we samen dat ontwerp. Dat was heel fijn, omdat je dan lekker met zijn tweeën geconcentreerd aan één ding kon werken.” En naast die praktische en creatieve voordelen, was er nog een mooie bijkomstigheid die individueel werkende artiesten missen moeten: “Wij vonden het leuk om lekker samen buiten te staan en over voetbal te praten en samen bier te drinken. Veel gezelliger.”
In eerste instantie schilderde het duo foto’s na die ze genomen hadden. “We vonden het heel tof vonden om realistisch te werken. Ook omdat we gewoon fan zijn van de Nederlandse oude meesters, zoals Rembrandt”, zegt Telmo. Toch begon dat naschilderen ze na een tijdje te vervelen. “Dan heb je niet meer zo’n vrijheid om ermee te spelen. Het proces is minder leuk, omdat je van tevoren al weet wat het gaat worden. Dan is het nog wel leuk om te zien dat het gelukt is, maar op een gegeven moment weet je gewoon niks wat je niet kan schilderen.”
“Soms zie je van die schilders die echt puur hyperrealisme werken en die schilderen dan met olieverf een gezicht na en dan denk je echt ‘Zo, dit is net een foto.’ Die stoppen daar ook alle tijd in: elk haartje, elke porie, en dan is het heel tof om te weten dat het geschilderd is maar het ziet er zo uit als een foto, waarom zou ik dan niet gewoon die foto aan de muur hebben?” Uit de wens er een eigen draai aan te geven werd de typische Telmo Miel-stijl geboren. Het realisme bleef, maar werd gecombineerd met bijzonder kleurgebruik en surrealistische of humoristische collages. “Het is voor heel veel mensen lastig door elkaar te werken, want we werken echt samen aan dingen. Daarom zijn we heel erg met lagen gaan werken, met strakke grafische vormen, fotografie en realisme en dat gaan combineren in dat suggestieve…” Telmo zoekt even naar de juiste woorden. “Wel dat realistische, maar zulk een stijl en smaak eraan toevoegen dat het geen foto is. Dit kan je niet uit een camera laten rollen.”
Het creatieve proces waar ze zoveel waarde aan hechten is bij een muurschildering wel afhankelijk van deadlines en andere factoren. Zo is Sebas Velasco slechts vijf dagen in Nederland en moet hun gezamenlijke werk dus voor die tijd af zijn. “Als je tegen Rembrandt zou zeggen je hebt maar vijf dagen, dat is een flinke klus”, zegt hij. “Dan moet je naar een punt werken waarop je stop kan zeggen. Terwijl je met een doek eindeloos kan sleutelen.” Toch zouden ze er het werken op muren niet voor in willen ruilen. “Ik vind die afwisseling heel fijn”, zegt hij daarover. Niet alleen omdat eindeloos sleutelen soms te lang duren kan, maar ook omdat er voor hen een zekere romantiek in het vergankelijke van street art schuilt. “Als je al lang dood bent, dan zal dat doek nog ergens in een familie zwerven. Dat vind ik een hele mooie gedachte, maar ik vind het ook mooi dat je een muur doet die mensen nu zien en die uiteindelijk weer verdwijnt. Daar hebben mensen van kunnen genieten en dan komt er weer iets nieuws.”
Zo’n nieuwe muurschildering maakten zij op het Pow Wow festival in Hawaii, waarvoor ze uitgenodigd waren. Ze maakten er een wand waarop kinderen te zien waren die met krabben speelden. “Wij vinden het leuk om een grap erin te stoppen, of iets wat een glimlach bij mensen kan brengen, omdat we al zoveel serieuze dingen om ons heen hebben.” Hij verzucht: “Het is allemaal al zo serieus.” Hij wijst op een doek waar ze aan werken, waarop walvisvaarders een gigantische opblaaswalvis lekprikken. “Soms wil je ook wel meedoen aan een serieuze boodschap brengen, maar dat doen we dan nog op een manier dat je er toch om kan lachen.”
“Het is zo makkelijk om te schoppen, en met zware en negatieve dingen publiciteit te vergaren. Als je de krant ook leest; het grootst op de pagina’s zijn altijd slechte dingen. Terwijl, je hebt ook de macht mensen hun leven iets leuker te maken door de leuke dingen net zo belangrijk te maken. En dat is met ons werk net zo. Je hebt de mogelijkheid om dingen te vertellen, met kunst, en in dat geval kiezen wij ervoor om het luchtig te houden, maar wel met een verhaal erin.” Die verhalen moeten bovendien op de locatie passen. “Als je in Spanje komt, denk je dan bijvoorbeeld aan een stier”, noemt Telmo als voorbeeld van het soort clichés dat zij graag willen vermijden. Ze willen de interpretatie niet uitspellen voor hun publiek. “Ik wil juist dat mensen er zelf iets aan kunnen koppelen.”
Voor de muurschildering op Hawaii kwamen ze zo op het idee voor het beeld van de krabben. “Dat is ook iets dat we graag schilderen, gebeurtenissen uit jeugd of hele herkenbare dingen die internationaal eigenlijk zijn”, legt hij uit. “Dat gebeurt overal waar je een kustlijn hebt, dat kinderen het leuk vinden om met krabben te spelen. Iedereen die daar was had een verhaal over een krab, kind of opa. Dan komen ze erbij staan en dan beginnen ze te lachen en vertellen ze van ‘mijn vrouw werd een keer heel hard in haar tenen gebeten’. Dat vind ik leuk, dat ze dingen delen.” Het beeld legt een persoonlijke connectie, roept herinneringen op, en symboliseert tegelijkertijd dat men van fouten leren moet: “Iedereen weet dat als je met krabben speelt, je moet oppassen om niet gebeten te worden.”
Ook hun ontwerp voor de Pijperstraat in Crooswijk is gemaakt met die plek in gedachten. “Het is een beetje een verstopt muurtje, en er zit ook een park daar in de buurt. Ik vond het een mooi plekje om een kabouter te verstoppen. Ook omdat kabouters van oorsprong bewakers van hun gebied zijn.” Bovendien levert een grote kabouter op zichzelf al een mooie visuele tegenstelling, maar zijn hoofd blijkt ook nog eens heel iets anders te zijn. “Ik had een keer een slagroomijsje dat viel, en dat hoorntje leek net een puntmuts, en die witte dot leek net een baard”, vertelt Telmo over de inspiratie achter hun ontwerp. “Ik had ‘m omgedraaid en dat ijsje gecombineerd met die kabouter, en dat paste echt perfect. Dat is iets waar we veel mee spelen. Als je het ziet denk je meteen tuinkabouter, maar zijn hoofd bestaat volledig uit het hoorntje en dat ijs.” Het levert weer zo’n typische Telmo Miel compositie op, met een vriendelijk soort prikkeling erin. “Die combinatie van beelden is leuk om mensen anders te laten kijken.”
Stemmen op je favoriet van de drie werken kan nog tot zondag 23 april.