Zittend in een hal van het museum STRAAT in Amsterdam, is Darryl McCray omgeven met krantenknipsels, verkeersborden, canvassen en allerlei objecten die er in een expositie aan de muur hangen. Wat ze allemaal gemeen hebben is dat het woord ‘Cornbread’ er in zwarte inkt overheen is gekalkt. Het is McCray zijn pennaam, de eerste tag in de geschiedenis van moderne graffiti. “Toen ze me een graffiti-artiest noemden was ik beledigd. Ik wist niet was een graffiti-artiest was. Wij noemden het gewoon writing on walls; we waren wall writers.”
Er was geen context voor wat de twaalf jaar oude Darryl McCray deed in 1965. De penitentiaire instelling die de jonge inwoner van Philadelphia volledig onderkalkte met het woord ‘Cornbread’ had nog nooit van zoiets als de graffiticultuur gehoord. De rest van de wereld ook niet; het bestond simpelweg nog niet. Het komt niet vaak voor dat iets dat zo alomtegenwoordig is, zo’n groot onderdeel van popcultuur, het stadsleven, of zelfs het moderne leven in het algemeen, naar één persoon te traceren is. Maar Cornbread is de oerknal van de moderne graffiti. En het begon allemaal omdat hij geen trek had in het brood dat de kantine van het Youth Development Center serveerde.
“Ik vroeg de kok continu om maisbrood op het menu, en ik werd echt een lastpost voor hem”, vertelt McCray. Hij heeft het verhaal waarschijnlijk al talloze keren verteld, en hij is er een begenadigd verteller door geworden. Of misschien is hij dat altijd al wel geweest, met zijn warme, rustige stem je dwingend aandachtig te luisteren, om de smeuïge verhalen die vervolgens stevig vast te laten houden. Als hij vertelt over dat jochie dat alsmaar opdook in die keuken en er uiteindelijk letterlijk uit gesmeten werd, is het moeilijk om geen Uncle Phil voor je te zien, die een kleine Jazzy Jeff uit z’n deur smijt. “Houd die Cornbread uit mijn keuken!”, riep de kok, waarop de hele kantine in lachen uitbarstte.
“Dat deed me niks. Ik vond het niet erg dat hij me Cornbread noemde”, herinnert McCray zich. “Ik ging terug naar mijn unit, en schreef ‘Cornbread’ achterop m’n schoen. De jongens die in gangs zaten hadden allemaal bijnamen, en nu had ik er ook één.” Hij schreef zijn naam op alle muren van het instituut. “De hal, de gymzaal, de kantine, de bezoekkamer, de kerk; overal.”
Ze dachten dat hij misschien een mentale beperking had en stuurden hem naar een psychiater. Toen die hem vroeg wat zijn probleem was, bleef hij tartend. “Ik heb geen probleem”, zei hij. “Dit is nog niks. Wacht maar tot ik vrijkom. I’m gon’ set the world on fire.”
Twee jaar later kwam Cornbread thuis in een Philadelphia dat niet klaar voor hem was. “Ik wist dat ik nooit naam zou maken als ik in mijn eigen wijk bleef hangen. Dus ik ging de busroutes lopen, elke dag naar een andere wijk. Ik deed er de halve dag over om een route heen en terug te lopen.” Onderweg schreef hij overal zijn nieuwe bijnaam. Het was zijn eigen manier om zijn gedachten af te houden van zijn moeder en oma die kort daarvoor overleden waren. “Ik had niemand. Ik was 13, 14 jaar oud, alleen in de straten. Ik schreef ‘Cornbread’ om de pijn te vermijden. Niemand kan met zoiets omgaan. Als ik niet op de muren aan het schrijven was, zat ik te huilen.”
“Als ik er niks aan deed om de verkeerde informatie in de media te ontkrachten, zou hij mijn reputatie mee naar zijn graf nemen. En niemand komt terug uit de dood.”
Voor de rest van de stad -van de bendeleden tot de forenzen in de bus, en zelfs de politieagenten die hem uiteindelijk arresteerden- groeide hij uit tot een urban legend. “Mensen hadden het steeds weer over Cornbread, en hoe meer ze erover praatten, hoe meer ik schreef. Ik was berucht, maar niemand wist wie ik was.”
Zelf denkt de wall writer dat hij op een gegeven moment wel over zijn bijzondere hobby heen gegroeid zou raken, ware het niet dat de lokale pers onverwachts over zijn dood berichtte. Een jongen genaamd Cornelius, dat door iedereen afgekort werd tot ‘Corn’, werd door hen voor hem aangezien. ‘Cornbread Shot To Death’ was de koptekst in de krant. “Als ik er niks aan deed om de verkeerde informatie in de media te ontkrachten, zou hij mijn reputatie mee naar zijn graf nemen. En niemand komt terug uit de dood.”
Hij besloot een stunt te maken, brak in bij de Philadelphia Zoo en klom de olifantenkuil in om één van de dieren te taggen. “Ik schreef ‘Cornbread Lives’, liep naar de andere kant, en schreef het nog een keer. Het stelde niks voor; de jacht was beter dan de vangst.” Niet content met wat voelde als een anticlimax, besloot hij te blijven taggen in de verlaten dierentuin. Toen hij zich zo uiteindelijk een weg naar buiten gebaand had, stond de politie bij de uitgang op hem te wachten.
“Ik had geen idee van de impact die ik op mijn generatie teenagers gemaakt had.”
Bij de rechtszaak stonden de gangen vol met publiek dat zijn hand wilde schudden, en hem als een celebrity behandelde. “Ik had geen idee van de impact die ik op mijn generatie teenagers gemaakt had. Ik kwam voor de rechter te staan, en die was meer bezig met waarom ik deed wat ik deed, dan wat ik gedaan had.” De rechter veroordeelde hem tot een speciaal programma voor jeugddelinquenten. “Dat was niet in een beveiligde locatie, je kon gewoon naar school en werken binnen de wijk. Als je naar school ging, kreeg je een punt. Als je naar school ging en werkte, kreeg je anderhalf punt. Je had vijftig punten nodig om uit dat programma te komen.”
Die punten had hij vrij snel bij elkaar, maar hij deed er zijn mond niet over open. “Ik had geen thuis meer om naar terug te keren. Hier kreeg ik te eten, schone lakens. Op een dag zei de begeleider ‘Yo Cornbread, kom het kantoor in. Jij hoort hier helemaal niet meer te zijn. Pak je spullen in, je mag naar huis.’ Dat wilde ik helemaal niet horen.”
Terug op straat wachtte er niets op hem, behalve het schrijven op muren. “Het was een manier om uit de nesten te blijven. Veel gasten waren bezig met drugs verkopen of gebruiken, gangbangen, elkaar pijn doen en afmaken. Ik kende veel van hen persoonlijk, omdat ik eerder met ze in de jeugdinstelling had gezeten. Nu wilden ze dat ik lid van hun gang werd, omdat ik een reputatie had opgebouwd. En dat was wat ieder ganglid wilde; a rep.”
“Ze schreven samen op muren. Als er geschreven werd, werd er niet gevochten.”
‘Wall writing’ gaf hem een doel en een gemeenschap. “In die tijd, was je big shit als je iemand vermoord had. Ik wilde niet iemands bloed aan mijn handen hebben. Toen ik met schrijven op muren begon, gingen veel gangleden mij achterna. Ik liet hen weten dat we samen rond konden hangen, we konden samen schrijven, maar er werd niet gevochten.” Cornbread nam de opkomende generatie schrijvers op sleeptouw, en daar zaten zelfs rivaliserende bendeleden tussen. “Ze schreven samen op muren. Als er geschreven werd, werd er niet gevochten.”
Niet dat hij zelf geen heibel veroorzaakte, maar er vloeide nooit zwaar geweld voort uit Cornbread’s acties. Desalniettemin had de politie hem wel op de korrel. “Ik wilde mijn naam op een politiewagen schrijven”, vertelt hij. “Niet op eentje, maar meerdere wagens. De enige manier om dat voor elkaar te krijgen, was als ik ervoor zorgde dat ze naar mij toe kwamen.”
Cornbread gaf een handlanger die om drugsgeld verlegen zat twintig dollar, en overhandigde hem een pistool geladen met losse flodders. “Ik ga naar onderen om de politie te bellen. Als ze komen, wil ik dat jij deze losse flodders op ze afvuurt”, was zijn opdracht. “Hoezo, man?” “Omdat ze dan uit hun auto’s komen, en dan ga ik die stuk voor stuk taggen.” Zijn trawant lachte. “Pak ze ‘bread! Geef me die gun!”
“Pak ze ‘bread! Geef me die gun!”
Hij belde de politie en verzon een verhaal over bendeleden die iemand op straat aan het aftuigen waren. “Je hebt een moordzaak te pakken als je niet snel iemand hiernaartoe stuurt!”, zei hij. “Ze stuurden twee politiewagens”, herinnert McCray zich met een speelse glimlach. “Dat was niet genoeg.”
De agenten dachten hetzelfde, toen ze ineens meerdere schoten hoorden. “‘Rescue! Rescue! Backup! Backup!’ Allemaal agenten komen opdraven. My man heeft ondertussen lol in het schieten gekregen; pow! pow! pow!”, vertelt McCray. “Ze stormen het gebouw binnen waar de schoten vandaan komen. Ik had hem verteld ‘als ze binnen komen, ga je naar beneden, naar je eigen appartement, draai de deur op slot, en doe of je neus bloedt. Ze komen het verlaten appartement bovenin binnen en zien de lege hulzen op de vloer. Ze snappen er niks van. ‘Schiet er iemand losse flodders naar ons? Dit is bullshit!’ Toen kwamen ze buiten: ‘Oh shit, hij heeft ons goed te pakken.’”
Maar een reeks politiewagens is niet eens het meest verbazingwekkende vervoermiddel dat hij tagde. Die eer gaat naar de jet waarmee The Jackson 5 zijn stad binnenvlogen. Nadat een lokaal radiostation een meet and greet met de band op het vliegveld aankondigde, beraamde Cornbread zijn plan. “Ik wist dat als ik mijn naam op dat vliegtuig zou schrijven, op die bovenste vin, ik de enige persoon ter wereld was die zoiets geflikt had. Dat zou mij tot de graffiti-elite maken. Niemand kan dat ooit nadoen.”
“Ik ben er niet mee weggekomen—ik heb daar even voor moeten zitten. Maar dat deed me niet zoveel.”
Toen het vliegtuig landde, zorgde hij dat hij in de buurt ervan kwam te staan. “Michael stond bovenaan de vliegtuigtrap en blies een kus naar het publiek. Iedereen werd gek; schreeuwen, gillen, joelen, complete gekte. Michael, Jermain, Tito, Jackie en Marlon komen naar beneden en het was totale chaos met iedereen die bij hen in de buurt probeerde te komen. Middenin al die chaos, houd ik de railing klemvast, en schrijf ‘Cornbread’ op het vliegtuig.”
Hij ging terug naar de terminal, vastbesloten om niet te vertrekken tot hij het vliegtuig op zou zien stijgen. Rustig bleef hij er zitten, zijn ogen onafgebroken op de jet gericht. Hij voelde een rilling over zijn rug lopen toen hij het vliegtuig eindelijk de startbaan op zag taxiën. Het draaide, maakte steeds meer snelheid, en ging omhoog. Ondanks dat hij zich elke seconde van wat hij eerder gedaan voor de geest kon halen, had hij moeite zijn ogen te geloven toen hij het vliegtuig zag vliegen. “Toen ik ‘Cornbread’ erop zag staan, had ik een mentaal orgasme”, zegt hij kalm, jaren later nog altijd nagenietend van zijn prestatie. “Ik ben er niet mee weggekomen—ik heb daar even voor moeten zitten. Maar dat deed me niet zoveel.”
Jaren later zou McCray gaan leven en studeren in New York. Hij verbaasde zich erover hoe ‘wall writing’ zich in New York ontpopte tot de enorme kunstwerken die hij op de metro’s zag rondrijden. Ondertussen groeiden artiesten met een achtergrond in graffiti zoals als Jean-Michel Basquiat en Keith Haring uit tot de sterren van de kunstwereld. En de hiphopcultuur, die verweven was met het gouden tijdperk van graffiti, zou al snel de wereld veroveren.
“Hiphop is niet in de Bronx begonnen. Het begon in Philadelphia”
“Hiphop is niet in de Bronx begonnen. Het begon in Philadelphia”, zegt McCray onomwonden. Dat zijn thuisstad die erkenning niet krijgt, lijkt hem meer te steken dan het feit dat hij zelf nooit zo’n grote naam als sommige van zijn navolgers is geworden. “Als je het onderwerp aansnijdt, komt mijn naam vanzelf ergens ter sprake”, zegt hij, zonder poeha. “Ik ben het allereerste element van hiphop. Er was geen enkele hiphopartiest op deze wereld voor mij.”
Toen hij in de jaren ’80 terugkeerde naar Philadelphia, voelde hij zich echter minder trots met wat hij veroorzaakt had. “Graffiti in Philadelphia woekerde zeventien jaar lang ongecontroleerd voort. Het werd de graffiti-hoofdstad van de wereld. Maar het zag er niet uit. Toen ik terugkwam uit New York, leek het wel een oorlogsgebied. En iedereen zei ‘Jij hebt dit veroorzaakt.’”
Wilson Goode, de eerste zwarte burgemeester van Philadelphia, richtte PAGN (the Philadelphia Anti-Graffiti Network) op zodra zijn termijn begon. Na vele zware jaren, voelde McCray dat hier een kans voor hem lag, en praatte zich een weg naar een ontmoeting met Goode. “Ik zou een grote toegevoegde waarde voor jouw programma zijn, als je me een baan gaf”, zei hij. Goode was verbaasd. “Wie ben jij?”, vroeg hij. “Dit is wie ik ben”, zei de legendarische tagger terwijl hij hem zijn plakboek liet zien.
Goode zijn ogen werden groot. “Cornbread? Jij hebt een baan!”
“Ik ben de eerste moderne graffiti artiest. De jongste persoon ooit die een internationale kunstbeweging in gang heeft gezet.”
Onder het PAGN programma kregen veel graffiti-vandalen de keus tussen een celstraf of een soort stage binnen het programma, waarbij ze begeleiding kregen van gevestigde artiesten om te leren hun creativiteit te focussen. Onder het leiderschap van kunstenaar Jane Golden, creëerde het platform uiteindelijk de grootste openlucht kunstgalerij ter wereld. “Ze had ontzettend veel artistieke energie in zich”, herinnert McCray zich. “Toen het Anti-Graffiti Network bijna opgedoekt werd, bouwde zij erop voort om haar eigen programma op starten”
In 1986 groeide dat uit tot het Mural Arts Program, dat inmiddels hernoemd is tot Mural Arts Philadelphia. Tot op de dag van vandaag werkt Cornbread nog steeds samen met het programma, dat sindsdien al duizenden muurschilderingen in zijn thuisstad heeft vervaardigd. “Ik ben de eerste moderne graffiti-artiest”, meldt hij trots. “De jongste persoon ooit die een internationale kunstbeweging in gang heeft gezet. Ik heb de koers verlegd voor mijn generatie en geboorte gegeven aan een wereldwijd fenomeen.”
Als de nu 68-jarige artiest echter één advies kon geven aan diezelfde jonge persoon, zou het zijn om zijn horizon te verbreden. “Ga naar school. Onderwijs jezelf, leer hoe je een betere kunstenaar wordt. Ik had graag wat kunstlessen gehad”, zegt Cornbread. “Maar mijn naam is mijn kunst. En mensen kopen mijn naam, als ze de geschiedenis van deze cultuur kennen.”
Start This, de expositie met werken van Cornbread die te zien is in STRAAT Museum (in samenwerking met Paradigm Gallery of Philadelphia), is nog te zien tot zondag 12 december. Het museum op de NDSM-werf is geopend van woensdag t/m zondag, van 10:00 tot 18:00 uur.